Stadhuis





DE BOUWHISTORIE van 400 jaar STADHUIS BOLSWARD

Door Cor Greydanus

Geschiedenis

Op een van de drie terpen midden in onze oude Friese Hanzestad staat het ruim 400- jarige Stadhuis van de voormalige gemeente Bolsward, gelegen aan de binnen-stadsgracht “de Dijl”, op een kruispunt van wegen en aan de hoofdstraat van de stad. Op die plaats van het eerste stadhuis uit 1474 werd in 1612 door de vroede vaderen (het toenmalige gemeentebestuur) besloten tot vervanging van het oude en de bouw van een nieuw en groter stadhuis. In 1613 werden beide panden aan weerszijden van het oude stadhuis aangekocht en gesloopt; er werden schetsen en bouwplannen gemaakt, ook werden reeds de eerste bouwmaterialen aangekocht. De eerste steen voor het nieuwe stadhuis werd gelegd op 11 april 1614 door burgemeester Reymer Harings Repckema.

In 1892 zijn door gemeentearchivaris Bartstra de beschrijving en rekeningen voor de bouw van dit huis in de archieven teruggevonden. Ook werd er twee jaar later bij de ingrijpende restauratie in 1894, bij het ontgraven van de te herstellen fundering  van de westgevel, een stuk van een zandstenen neuslijst gevonden met hierin een vierkant gat  van ongeveer 10x10x10 cm. Daarin kwam tussen twee loden plaatsjes een verguld koperen gedenkpenning tevoorschijn. Hierop was aan beide zijden een inscriptie met de datum, tijd en de namen van de vroedschap aangebrach      

Volgens de archieven geschiedde de bouw in eigen beheer onder toezicht van een commissie bestaande uit de genoemde burgemeester Reymer Harings, de stadssecretaris dr.Sibrandus Siccama en de raadslieden Heercke Heerckens en Jan Fransen Rollema; deze laatste fungeerde als een soort wethouder van bouwzaken in de stad.  De uitgaven werden bewaakt door de stadsrentmeester (schatkistbewaarder) Rombertus Thomae. Secretaris dr. Siccama was de meest geleerde in deze commissie, hij was aan de academie in Franeker gepromoveerd en hield zich onder andere bezig met antiquiteiten en filologie en had als zodanig een hoge wetenschappelijke status en internationaal aanzien. 

Het is aannemelijk dat dr. Siccama invloed heeft gehad op de bouwstijl, ontwerp en het decoratieprogramma van het stadhuis, zowel op interieur als exterieur en de toepassing van de vrouwenbeelden, de deugden.                                                        

Ontwerp en Uitvoering  

Volgens de rekeningen kreeg meesterkistenmaker Japik Gysberts (Jacob Gijsbert) de opdracht voor het maken van een ‘patroon’, dit moet gezien worden als het maken van een houten maquette van het te bouwen stadhuis.  Door deze vermelding werd Gysberts, na de vondst in de archieven in 1892, gezien als ontwerper van het stadhuis. Maar hoewel hij wellicht een grote rol heeft gespeeld in het ontwerp is gaandeweg het besef toegenomen dat het gebouw het resultaat is van een bouwcollectief, waarin de eerdergenoemde bouwcommissieleden en de hierna te noemen uitvoerende bouwmeesters en beeldhouwers, ook hun invloed hebben gehad op het ontwerp. 

De uitvoering van de bouw lag vooral in handen en stond onder leiding van de stadsmetselaar Marten Dominici (Douweszoon) en stadstimmerman Abraham Jacobs.  Naast de genoemde bouwmeesters hebben er natuurlijk ook vele andere ambachtslieden, leerlingen, sjouwers (opperlieden), grondwerkers, loodgieters, leidekkers, schilders, enz. aan dit fraaie stadhuis meegewerkt. Verder werkten aan de bouw  mee de (beeld-) steenhouwers Hendrick Hansen, Jan Pyters, Hans Lourens Schuyneman en Hendrik en Hans Minneman.  Het ijzerwerk werd geleverd door de stadssmid Rompke Annes en de sloten werden gemaakt door Tyerck Harmens.  Het gehele gebouw, met inbegrip van de aankoop van beide huizen, zou ruim 27.000,00 gulden hebben gekost.

Bouwgeschiedenis en architectonisch ontwerp, volgens bouwhistorisch onderzoek       

Dit vroeg zeventiende-eeuwse Stadhuis is gebouwd tussen 1614 en 1617 in een Fries- Maniëristische bouwstijl als een van de mooiste gebouwen van Friesland en het noorden.  Maniërisme is een afleiding van de uit Italië afkomstige renaissancevormen, die na het midden van de zestiende eeuw een transformatie en aanpassing ondergaan tot een eigen vormtaal. Dit past in de traditionele bouwwijze van onze omgeving, met hoog opgaande daken en topgevels, baksteenmuren voorzien van natuursteenbanden, lijstwerk en op de renaissance geïnspireerde decoraties. Het is niet alleen de rijke decoratie op zich, maar ook de aangebrachte zuilenorden in combinatie met de vrouwenbeelden (de deugden) vormen een geheel van grote architectonische betekenis.                                                   

Het stadhuis is opgebouwd deels in 3 en in 4 etages hoog, het middendeel bestaande uit het souterrain (onder het bordes en de Vierschaar), de Vierschaar met entree, de Oudheidkamer (voormalige secretariskamer) en de zolderverdieping met daarop de opbouw van de stadhuistoren.   

Het linkerdeel bestaande uit de Waag op de begane grond, de Raadzaal en de zolderverdieping. Het rechterdeel bestaande uit de Hoofdwacht (huisvesting van de voormalige gemeentepolitie), de Burgemeesterskamer en de zolderverdieping. De Vierschaar, Raadzaal en Burgemeesterskamer op de eerste verdieping vormen de zogenaamde bel-etage.  Ook het voorgevelaanzicht (in de breedte) is in 3 delen opgedeeld. Hetmiddendeelis op de plaats van het oude stadhuis uit 1474 gerealiseerd, waarvan nog muurgedeelten van dit eerste stadhuis zichtbaar zijn achter in het gevang van het souterrain.  Het middendeel is onderverdeeld in 3 traveeën van elk 10 voet breed (30 voet), het linkerdeel is onderverdeeld in 3 traveeën van elk 14 voet breed (42 voet) en het rechterdeel is onderverdeeld in 2 traveeën ook 14 voet breed (28 voet), de totale lengte van de voorgevel aan de Jongemastraat zijde is dus 100 z.g. Friese houtvoet breed of in meters omgerekend 29,6 m (een Friese voet is 296 mm).  Ondanks deze inherente onevenwichtigheid (asymmetrie) in de voorgevel, is er binnen de grenzen van dit gegeven gezocht naar een zo optimaal mogelijke verhouding qua architectuur. De westgevel aan de Wipstraat zijde is 35 voet en dus 10,36 m breed, en loopt 4 voet schuin weg, omdat de Wipstraat niet haaks staat op de Jongemastraat, dit is duidelijk waarneembaar in de Raadzaal.  Het stadhuis heeft een rechthoekige plattegrond met een smalle westgevel en een brede voorgevel aan de Jongemastraat.  De onderbouw van het middendeel heeft een rijk gedecodeerd Bordes wat in 1768 is vernieuwd in “rococostijl” (hoe het bordes er voor die tijd heeft uitgezien weten we niet). Onder het bordes is de toegang tot het souterrain, links de Waag met 2 rondboog toegangsdeuren en 3 gedecoreerde natuursteenvensters, rechts de Hoofdwacht met een rondboog natuursteen toegangspoort en aan weerzijden 2 kruiskozijnen met halve luiken. De onderbouw wordt links en rechts afgesloten met een natuurstenen band en vooruitstekende waterlijst.  Het middendeel dat 1 voet vooruitsteekt ten opzichte van het linker en rechter geveldeel, is vanaf het bordes uitgevoerd met een rijk gedecoreerd zandstenen toegangsportaal en omlijsting, geflankeerd door 2 vrijstaande Ionische kolommen op postamenten met cannelures en wijnranken. De rijk gedecoreerde omlijsting wordt bekroond door vier beelden: Gerechtigheid (Justitia) geplaatst in de aedicula (nis) in het midden, omringd door de drie goddelijke deugden, links Geloof (Fides), rechts Hoop (Spes) en boven op het afsluitende fronton van de aedicula de Liefde (Charitas).  Aan weerszijden van de toegangspoort 2 kruiskozijnen met halve luiken, dit gedeelte wordt weer afgesloten met een natuursteenband en vooruitstekende waterlijst, daar boven het opgaande gevelwerk opgedeeld in 3 traveeën met in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuilen en 2 kruiskozijnen. Ook dit deel wordt weer afgesloten met een natuursteenband en waterlijst. Het middendeel wordt beëindigd met een rijkversierde topgevel met Ionische zuilen, rolwerk, lijstwerk, pirons (hoekornament) en op de top het beeld van de Leeuw die het wapen van de stad vasthoudt.  Boven de onderbouw linkerdeel (raadzaal) is de gevel opgedeeld in 3 traveeën en het rechtergeveldeel (burgemeesterskamer) in 2 traveeën, met in elk travee een kruiskozijn met halve luiken en op de travee-assen en aan beide uiteinden van de voorgevel een in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuil.

Ook de westgevel aan de Wipstraatzijde is op dezelfde wijze uitgevoerd met in de onderbouw 2 rondboog Waagdeuren en een bovenbouw (raadzaal) in 3 traveeën, 2 kruiskozijnen met halve luiken, in het middenvak een aedicula waarin het beeld van een leeuw met een wapenschild van Bolsward en op de travee-assen en op beide hoeken is weer een in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuil aangebracht.  De geveldelen links en rechts van het middendeel aan de Jongemastraat en de gevel aan de Wipstraat worden aan de bovenzijde afgesloten met een zandstenen kroonlijst en balustrade dakrand, met op de hoeken een piron voorzien van een in bladgoud uitgevoerde eikel.  Het stadhuis is overkapt met een hoog schilddak, waarvan de nok evenwijdig loopt aan de Jongemastraat met op beide uiteinden een rijk gedecodeerde schoorsteen, het middendeel is voorzien van dwarskap met voor en achter op het eind een topgevel. Alle dakvlakken zijn voorzien van in twee rijen geplaatste kleine dakkapellen en het dak is afgedekt met leien.


Op de kruising van de langskap en dwarskap van het middendeel is de achtkantige stadhuistoren gebouwd. Uit onderzoek en ook duidelijk zichtbaar is komen vast te staan dat pas nadat het gebouw gereed was, besloten is tot de bouw van de toren.  De bestaande kapconstructie van het middendeel werd onderdeel voor het stellen van de acht stel balken als basis voor de gemetselde onderbouw van de toren.  Door deze wijziging en het besluit om alsnog het stadhuis te voorzien van een toren, was het niet mogelijk om de balkenconstructie van de toren af te stempelen op de onderliggende bouwmuren en is er gekozen om de hele toren te laten dragen door een houten balkenkruis, wat weer rust op de onderliggende houten zolderbalklaag van de secretariskamer (nu oudheidkamer). 

Later is gebleken dat het gewicht van de toren toch was onderschat en werden in 1730 in het midden van de secretariskamer extra onderslagbalken geplaatst, ondersteund door een forse standvink welke weer op zijn beurt werd ondersteund door een hieronder geplaatste zware houtenkolom in de vierschaar.  De stadhuistoren bestaat uit vier achtkantige geledingen in de hoogte, welke steeds smaller (slanker) worden, het eerste deel, opgebouwd vanuit de kap, is van baksteen afgesloten met een zandstenen balustrade beëindiging met omloop.  De tweede geleding is een houtconstructie met leienbekleding en voorzien van 4 wijzerplaten van het uurwerk. Ook dit deel wordt afgesloten met een houten balustrade met omloop. De derde geleding is een open constructie van hout waarin het carillon is afgehangen. Het vierde deel is een open lantaarn eindigend met een met lood beklede spits (peer) bekroond met een vergulde windwijzer. Aan de Wipstraatzijde is ter afsluiting van de steeg tussen het Stadhuis en de nieuwe Waag, het zogenaamde gevangenispoortje met hekwerk aangebracht, ook in maniëristische stijl.  De steeg gaf aan het eind toegang tot de gevangenistoren welke aan de achterzijde van het stadhuis is gebouwd, deze toren verbindt de gevangeniscellen onder in het souterrain en die op de zolder via een wenteltrap.  De in de gevels aangebrachte kruiskozijnen zijn alle bezet met glas-in-loodramen en het onderste deel is voorzien van luiken.

Uitbreiding, Restauratie en Onderhoud 
In het ruim 400-jarige bestaan van het stadhuis hebben naast de nodige onderhouds- en restauratiewerkzaamheden, ook wijzigingen plaats gevonden aan het monument. Daarnaast hebben door uitbreidingen van de gemeentelijke taken de nodige aanbouwen gerealiseerd. Volgens de archieven vonden de eerste herstelwerkzaamheden plaats in 1730, aan de ondersteuning van de torenconstructie, zoals eerder al is omschreven; ook in 1766 werd gewerkt aan herstel van de toren. In 1768 werd het trapbordes voor het stadhuis vernieuwd in Lodewijk XV-stijl (rococostijl) naar het ontwerp van de Sneker beeldhouwer Jan van Nijs en werden ook de kruiskozijnen in de voorgevel en zijgevel vervangen door schuifraamkozijnen met een onder- en bovenraam, elk voorzien van een kleine 24 ruits roede verdeling.  Begin 19e eeuw zijn deze raamkozijn voorzien van grotere 6 ruits roede schuiframen. In het laatste kwart van de 19e eeuw werd de ruimte in het stadhuis te klein en werd besloten de twee belendende panden aan de Wipstraat, die al in het bezit waren van de gemeente, te slopen en in 1885 op deze plaats een nieuw Waaggebouw met luifel te realiseren, met op de verdieping ruimte voor Gemeentewerken. Vanaf deze verdieping werd een verbinding gemaakt via een bordes in de Vierschaar, en via een trap naar de secretariskamer boven de Vierschaar. 
In 1887 werd ook de toegang tot de Raadzaal vanuit de Vierschaar gewijzigd, de wenteltrap in het voorportaal werd verwijderd. Er kwam een rechte steektrap vanuit de Vierschaar met doorloop naar de Raadzaal en in het voorportaal werden tevens een privaat (ton) en een dubbele urinoir-ruimte achter twee toegangsdeuren aangebracht. 

In 1894-1895 vond er een grote en ingrijpende restauratie plaats, na jarenlange voorbereiding.  Al in 1886 werd geconstateerd dat het stadhuis in slechte staat verkeerde en werd de hulp ingeroepen van de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst voor advies over het herstel. Dit leidde in 1887 tot een verzoek voor subsidie. Na jarenlang wachten werd er in 1893 van staatswege slechts fl. 1500,- subsidie beschikbaar gesteld, dit werd door de Raad als een aalmoes beschouwd.  In datzelfde jaar werd in verband met het verslechteren van de bouwkundige toestand besloten alvast een steiger rondom het gebouw te plaatsen. De begrote kosten voor de restauratie waren intussen opgelopen tot fl. 29.450,- en dankzij een subsidie van het Sint Anthonie-Gasthuis tot een maximaal bedrag van fl. 30.000, -. Daardoor kon in 1894 worden gestart met de restauratie. De fundering van de westgevel aan de Wipstraat werd geheel hersteld en verzwaard. De voorlaag van het metselwerk van de westgevel, voorgevel en toren werd weggehakt, er werden inkassingen gemaakt en het geheel voorzien van een nieuwe voorzetlaag van nieuwe baksteen. De gemetselde schoorstenen met borden, op de uiteinden van de schildkap, werden geheel vernieuwd, zo ook de slechte stukken zandsteen, lijstwerk, banden enz. die in de gevels zijn verwerkt.  Alle aangetaste houten constructie-onderdelen en houten timmerwerk, zowel binnen als buiten, werden aangepast, hersteld of geheel vernieuwd. Ook werden de houten kruiskozijnen met halve luiken in de gevels weer teruggebracht in de oorspronkelijke stijl en de leien op het dak hersteld. 

In de Vierschaar werd de houten vloer verwijderd en vervangen door een gemetselde toogvloer tussen stalen balken met aan de bovenzijde een afwerking van een hardstenen tegelvloer. Ook werd de houten ondersteunende kolom ten behoeve van de torenconstructie in de Vierschaar vervangen door een zware hardstenen kolom, die op zijn beurt onder in het souterrain weer werd ondersteund door een fors gemetselde poer. 

In de loop van de 20e eeuw bleek het stadhuis weer te klein en werden er verschillende plannen gemaakt; de belendende panden aan de Jongemastraat werden aangekocht, vanaf het monumentale stadhuis tot aan de Kerkstraat werden de 3 panden gesloopt.  In de jaren 1941-1943 vond er een tweede uitbreiding plaats met een geheel nieuwe vleugel. Met deze uitbreiding vonden er aan het monumentale stadhuis ook enkele forse aanpassingen plaats: achter het rechterdeel van het stadhuis, vanuit de voormalige Hoofdwacht werd een nieuwe trappenhal gebouwd, van de begane grond naar de bel-etage. Verder werd deze ruimte opnieuw ingericht met bodekamer, keuken en toiletruimte. Zowel boven als beneden werd een open verbinding gemaakt met de nieuwbouw. In 1954 werden de Vierschaar en Raadzaal gewijzigd, het aangebrachte privaat en urinoirs werden verwijderd en de oorspronkelijke wenteltrap teruggebracht als toegang naar de Raadzaal.  De Raadzaal werd vergroot door sloop van de tussenmuur van de voormalige bodekamer en het toegangsportaal en de schouw werden gerestaureerd.  In de Vierschaar werd een nieuw bordes met trapopgang gemaakt van metselwerk en natuursteen met een eenvoudig hekwerk, wat niet goed past bij de stijl van het stadhuis.  Verder zijn er in het 400-jarig bestaan van het stadhuis de nodige aanpassingen verricht, zoals het aanbrengen van elektriciteit en centrale verwarming e.d. en zijn de nodige onderhoudswerkzaamheden verricht.  Hiermee is in het kort de bouwhistorie van het monumentale stadhuis weergegeven.

Bron: Het Bouwhistorisch opnamerapport d.d. september 2014 van BBA, Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis v.o.f, Vondellaan 102. 3521 GH Utrecht, in opdracht van de gemeente Súdwest-Fryslân.

C.A. Greydanus,


BLZ-3




Het project

Na de fusie van de gemeente Bolsward met omliggende gemeenten tot de gemeente Súdwest-Fryslân in 2011 verviel de functie de functie als stadhuis en kwam het gebouw leeg te staan. Meteen werden er verschillende ideeën ontwikkeld om het gebouw voor de toekomst te bewaren. Uiteindelijk is er voor gekozen het pand een bestemming te geven als Cultuur Historisch Centrum. 

In het gebouw zijn nu naast een gemeentelijke loket, de bibliotheek, het gemeente archief en museum gevestigd.

Om al deze functies onder te kunnen brengen is achter het stadhuis, op een in de 70-er jaren ontstaan parkeerterrein, een nieuw archief depot gerealiseerd. Door middel van een glazen overkapping is deze verbonden met de oorspronkelijk gebouwen.

Tijdens de werkzaamheden aan het complex ontstond twijfel over de gaafheid van de houten constructie van de toren. Bij het verwijderen van de zoldervloeren werden de funderingsbalken en de totale constructie en opbouw van de toren in volle omvang zichtbaar. Nadere inspectie liet een

forse aantasting van de houten draagconstructie en de toren zelf zien, veroorzaakt door de bonte knaagkever. Ook bleek dat er ook schade was aan de balken en kapconstructie van de Raadszaal, Vierschaar, Burgemeesterskamer, Oude Waag (gebouwdeel A). 

Dit leidde er op 27 september 2019 zelf toe dat de gehele toren opbouw moest worden verwijderd. 

Dit betekende ook dat er opnieuw geld bij de gemeenteraad moest worden gevraagd voor de uitvoering van het schadeherstel.

Daarnaast had het project ook te maken met Covid-19 en de daarmee gepaard gaande beperkende maatregelen. De bouwwerkzaamheden vonden volgens planning plaats. Voor het in gebruik nemen van het gebouw zijn de beperkingen ingrijpender geweest.

Het was een eer om als projectmanager en projectsecretaris te mogen werken aan de totstandkoming van dit mooie Cultuur Historisch Centrum in Bolsward. Er is samen gewerkt met diverse partijen, waaronder het Titus Brandsmamuseum, het Gysbert Japicxhûs, Stichting Bolswards Historie en Bibliotheek Mar en Fean. Het was een bijzonder avontuur en een reis met veel hobbels, maar het heeft tot een prachtig resultaat geleid!

Grote dank gaat uit naar Tonnie Siemonsma. Tonnie heeft geheel belangeloos van het hele traject beelden en filmen vastgelegd. Bijzondere beelden die ook een mooie plek krijgen in dit boek.

Van de gemaakte foto’s hebben we gedurende het bouwproces dankbaar gebruik mogen maken.

Sietse la Roi, projectmanager CHC de Tiid

Marijke Sinnema, projectsecretaris CHC de Tiid




Adema Architecten

Selectiefase: 

Samen met vier andere architectenbureaus zijn we (Adema Architecten in Dokkum) in het voorjaar van 2016 gevraagd mee te doen met een onderhandse architectenselectie voor de herbestemming van het Stadhuiscomplex van Bolsward, onder de naam Historisch Centrum Westergo. Op basis van een uitgebreid programma van eisen van de gemeente hebben we een droom geschetst van een nieuw bruisend centrum voor Bolsward, laagdrempelig en met passende architectuur. En blijkbaar paste deze visie volgens de jury het beste bij Bolsward en de vraagstelling. 

Ontwerpfase: Met ons ontwerpteam hebben we vervolgens in overleg met de gemeente en de vijf hoofdgebruikers het programma verder uitgewerkt. Daarbij was het volume van het gemeentelijk archief het belangrijkste onderdeel in de benodigde nieuwbouw, een betonnen doos die met nieuwe gevels in passende schaal en ambachtelijk metselwerk is ingepast in de straatwanden van Kerkstraat en Wipstraat. Tussen deze nieuwbouw en het bestaande monumentale complex is een groot met glas overdekt plein gemaakt waar de verschillende functies en bezoekers elkaar kunnen ontmoeten. Aan dit atrium is de bijvoorbeeld de bibliotheek gelegen en begint de route door het museum. Ook het gemeenteloket heeft een balie in dit atrium. 

Belangrijk uitgangspunt, én grote uitdaging vanwege de monumentale gebouwen, was het toegankelijk maken van de verschillende functies voor mindervaliden, en dit is met trappartijen, een lift en spectaculaire loopbruggen gerealiseerd. 

Daarnaast zijn zoveel mogelijk duurzame materialen en installaties toegepast waardoor het gebouw gasloos is geworden, en in het interieur bijvoorbeeld bamboe het beeld bepaald.

Torenherstel: Bij de start van de restauratie van het stadhuis bleek al snel dat de conditie van de eikenhouten draagconstructies, door interne aantasting door de bonte knaagkever, zodanig slecht was dat de toren moest worden gedemonteerd. Vrijwel elk eikenhouten onderdeel bleek aangetast en vergde een zorgvuldig en ambachtelijk herstel. Om de toren weer stabiel te krijgen én zoveel mogelijk van het oorspronkelijke materiaal te kunnen handhaven is er voor gekozen om de draagconstructie voor een deel te vervangen in staal. Het aanbrengen en het herstel is waarlijk een huzarenstuk geweest door de vakmensen van de aannemer waardoor het uiteindelijke beeld een bezoek aan de torenzolder meer dan waard maakt.

Siebe van Seijen

Adema Architecten




Waterkelder




Natuursteen





abcnova

abcnova heeft het project- en procesmanagement van het fysieke bouwproject uitgevoerd. Dit betreft zowel de restauratie, verduurzaming en herbestemming van het stadhuis als de uitbreiding met nieuwbouw. Als project- en procesmanager is abcnova samen met de gemeentelijk projectleider de heer Sietse la Roi verantwoordelijk voor de directe aansturing van het proces en de aanbesteding van alle partners die nodig zijn om het project te realiseren. Van ontwerp tot en met de oplevering en de overdracht van de sleutel. Je bewaakt het door de raad beschikbaar gestelde budget, de planning, de contracten en de kwaliteit van het geleverde werk van alle betrokken adviseurs en de aannemer. Voor de bewaking van de kwaliteit en het budget is de heer Siepie Wijbenga onze rechterhand en ogen op de bouwplaats in de rol van toezichthouder en gezamenlijke bouwdirectievoering. Het team vanuit abcnova bestond uit Rick van Essen, Jasmine Runhardt en Simon de Jong.

De grootste uitdaging voor abcnova was het ontwikkelen van een compleet restauratieplan van de toren lopende een bouwproces. Tijdens de restauratie en transformatie van het 400 jaar oude stadhuis naar Cultuur Historisch Centrum de Tiid, werd geconstateerd dat de achtkantige torenconstructie met een unieke houten draagconstructie constructief niet meer veilig was. Om die reden werd tijdens het bouwproces in september 2019 met grote urgentie de toren verwijderd. 

Bij het renoveren van monumentaal erfgoed kun je ook na grondig onderzoek niet alles vooraf voorzien. 

Op vakkundige wijze is door het bouwteam in samenwerking met de gemeente Súdwest-Fryslân, provincie Fryslân en Rijksdienst Monumentenzorg een restauratieplan ontwikkeld naar de mogelijkheden om de aantasting door de Bonte Knaagkever te herstellen. Op basis van de restauratieladder is een plan gemaakt waarbij de unieke bestaande houten torenconstructie zo veel als mogelijk in oorspronkelijke staat is behouden. De toren is gestabiliseerd door het toevoegen van een stalen tafelement die afdraagt naar een nieuwe fundering. Dit plan vanuit het bouwteam heeft veel waardering ontvangen vanuit zowel het stadsbestuur als monumentenzorg.

De drie bovenste torendelen zijn in Sneek gerestaureerd. De triomftocht vanuit Sneek waarbij de vaklieden de toren terugbrachten naar Bolsward was een ontzettend mooi moment! abcnova heeft groot respect voor de deskundigheid en het ambacht van deze vaklieden en de aansturing- en uitvoering van het werk door alle betrokken. De architect, adviseurs en aannemer waren een hecht bouwteam die in goede samenwerking op een deskundige wijze dit prachtige eindresultaat hebben gerealiseerd. Het terugplaatsen van een volledig gerestaureerde toren is een kroon op het project!





Archeologie bij het Stadhuis te Bolsward


Voorlopige resultaten opgraving
Stadhuis Bolsward

De opgraving heeft zoals verwacht een schat aan gegevens opgeleverd. 

De oudste ophogingslagen tegen de huidige Kerkstraat aan de oostkant van het plangebied bleken te zijn gelegen op vertrapte natuurlijke afzettingen. Op basis van het vondstmateriaal dateren zij niet eerder dan de 9e eeuw. Enkele oudere fragmenten terpaardewerk uit de Romeinse tijd werden als opspit aangetroffen in jongere lagen. De basis van de terplagen lag rond 0 m NAP. In een paar eeuwen tijd werd de terp opgehoogd tot ruim 2 m +NAP en uitgebreid. 

Overzicht van de werkputten en de locatie van het gedocumenteerde profiel.

Behalve in de hoogte werd er ook in de breedte uitgebreid. Dit ging ten koste van een laagte, waar vermoedelijk de natuurlijke voorloper lag van de gracht langs de Wipstraat en de Grote en Kleine Dijlakker. Hier lag een kleine haven of aanlegplaats gedurende de tweede helft van de late middeleeuwen, compleet met steiger en straat, vermoedelijk om goederen te laden en lossen. Vermoedelijk vanwege de bouw van het stadhuis of een voorganger daarvan werd de gracht deels verlegd naar de huidige gracht aan de Wipstraat. Het verlengde van deze oude gracht loopt namelijk onder het voormalige stadhuis door, waardoor de indruk bestaat dat de gracht werd gedempt naar aanleiding van de bouw van het stadhuis of de voorganger daarvan. Over de gedempte gracht werd weer heen gebouwd. Enkele brandlagen, gelegen over de gedempte gracht en een jonger straatniveau, en verkoolde paalresten wijzen erop dat er een grote brand heeft plaatsgevonden aan het einde van de middeleeuwen of het begin van de nieuwe tijd. 

Op basis van de verspreiding van onder andere waterputten en de ligging van sloten en greppels zijn meerdere erven geweest tot en met de nieuwe tijd, op basis van de waterputten en –kelders en beerputten. Uiteindelijk heeft een deel van het gebied plaats geboden aan een kerk die hier gedurende de 19e heeft gestaan. De fundamenten van de kerk bevonden zich direct onder de parkeerplaats. Naderhand heeft de kerk plaatsgemaakt voor een tuin en parkeerterrein. De verdere uitwerking van de opgraving zal licht geven op de ontwikkeling van Bolsward als stad op drie terpen in relatie tot de Marneslenk die langs Bolsward liep. Hierover bestaan nu vooral nog veel aannames.

Bijzondere waterkelder achter het stadhuis

Een zeer bijzondere vondst was de waterkelder in de oksel achter de Nieuwe Waag en het trappenhuis van het stadhuis. De Nieuwe Waag is gebouwd in 1885 en het is aannemelijk dat toen ook deze waterkelder is aangelegd/gebouwd. Dit werd bevestigd door het gebruikte metselwerk, de goede staat van de waterkelder, het gebruik van gietijzeren buizen voor de afvoer uit de kelder en de koppeling met de gietijzeren handpomp tegen de achtergevel van de Nieuwe Waag. Deze waterkelder was niet bekend uit de oude bouwtekeningen. 

Het was meteen duidelijk dat het hier niet om een normale huiskelder ging. De kelder is namelijk opgedeeld in 6 ruimten van zo’n 1,50 x 2,00m en in de lengte voorzien van twee tongewelven die samenkomen op de middenmuur en die in het midden zo’n 1,60m hoog zijn. De gehele kelder was groot in vergelijking met andere gevonden kelders in het land. In totaal is er hier namelijk een capaciteit van zo’n 27.000 liter! Dat betekent dat deze kelder dus als openbare watervoorziening heeft gefunctioneerd. 

Locatie waterput in vierhoekig kader achter stadhuis Bolsward

Beeldige topvondsten

In een beerput uit circa 1600 werden drie beelden aangetroffen, waarvan 2 van hout en 1 van pijpklei. Laatstgenoemde stelt het kindje Jezus voor, dat schrijlings gezeten twee rijksappels in de hand houdt. Het dateert van rond 1500 en werd gebruikt voor privédevotie, oftewel als religieus beeldje voor thuis. Het best bewaarde houten beeld stelt de heilige Hiëronymus voor met leeuw en dateert vermoedelijk in de eerste helft van de 16e eeuw. Het andere houten beeld moet nog nader worden geduid.

Het zijn zeer bijzondere vondsten, vooralsnog is er namelijk erg weinig bekend over de laat-middeleeuwse beeldhouwkunst in Friesland. De houten beelden zijn inmiddels geconserveerd en klaar om straks tentoongesteld te kunnen worden in historisch centrum De Tiid. De beelden waren bij aantreffen in zeer slechte staat, het hout was zeer sponzig door hun tijdelijke verblijf in de beerput, dus het was maar de vraag of ze geconserveerd zouden kunnen worden. Gelukkig is dit dus voor beide beelden gelukt.





BLZ-10

Dit is de oostmuur van de toren en dat was een dragende muur tot 2020. De toren droeg op zowel de west- als de oostmuur. In de oostmuur zat een rookkanaal van twee vertrekken, van de politiepost en van het waagpersoneel. Links zie je het rookkanaal en rechts de kastruimte. Achter deze kastruimte zit het rookanaal van de waagruimte. De beide kanalen waren gescheiden. Maar hier is een kastje tevoorschijn gekomen. Niemand weet waarvoor dat gediend heeft. Ook de betekenis van de witte kalkstrepen is onduidelijk. Er hebben houtjes aan de zijkant gezeten, want de spijkertjes zaten er allemaal nog in, dus er zijn plankjes in geweest. Typisch dat het zo dicht naast het rookkanaal zit. En waarom juist daar bijvoorbeeld documenten opslaan? Niemand die het (nog) weet. Het is uniek en verdient een betere documentatie voor het nageslacht.

Kastje naast rookkanaal




BLZ-11

Dit is in de Nieuwe Waag. Dit is een dubbele vloer. Op de zoldervloer lag een dikke laag zand van 5 cm met daar overheen een flijlaag van stenen. Daar overheen lag nog weer een houten vloer. Dit was de ruimte voor het personeel van de Waag. Waarschijnlijk is deze dikke laag gemaakt om geluid te dempen vanuit de Waag naar boven. Bij de afbraak had men dat eerst niet in de gaten. Pas toen een paar standers werden weggehaald bleek de vloer door te zakken en moest snel gestut worden. Er lag wel 10 ton gewicht op. Het werd opgemerkt toen een kraanmachinist een van de steunpalen omver reed en het dreigde in te zakken.




BLZ-22

De gewelven zijn van 1895. Ook rond 1730 waren er grote problemen met de toren. In 1733 heeft de stadstimmerman van Leeuwarden met zware grenen balken twee balken onder de eiken balken door, van de noord- naar de zuidmuur en drie balken tussen de bestaande eiken balkenlaag aangebracht om verdere verzakking te voorkomen. Waarschijnlijk is toen een houten paal tot in de grond eronder gezet. Die heeft tot 1895 gestaan, maar op dat moment waren de balken bij de toren nog verder doorgebogen. Er moest opnieuw ingegrepen worden. Dat betekende dat de toren geheel gestut is. Wat nu met stalen kolommen wordt gedaan werd in die tijd met boomstammen gedaan. In feite is toen dus hetzelfde gedaan als nu dus. In 1895 is ervoor gekozen om de natuurstenen omloop en al het buiten metselwerk te demonteren en te vernieuwen. Dit was destijds niet meer van goede kwaliteit. Op deze manier was men ook meteen veel gewicht kwijt dat op de balken drukte. De vloer moest er in 1895 helemaal uit door deze ingreep en daarna zijn de huidige gewelven gemaakt, met stalen liggers.




BLZ-26

Inscriptie uit 1733 op de standvink

Bij de restauratie in 2020 is de standvink gedemonteerd, omdat de bestaande standvink de toren niet meer kan dragen. Nu is er voor gekozen om de staander uit te hollen, zodat er een stalen kolom in kan. Deze stalen kolom rust nu op de huidige natuurstenen zuil. Op de stalen kolom rust weer de nieuwe stalen spin waarop de huidige toren weer rust. . Op de zuidzijde van de standvink staat de tekst uit 1733.




BLZ-29

Bij de bouw van de toren had men er waarschijnlijk al rekening gehouden met het gewicht omdat hij midden op de zolder staat en niet volledig op de muren rust. Of het oog wilde meer en daarom ging men voor een slanke toren. Bij de ontmanteling van het carillon in 2020 vond men nog de nesten waar korbelen (schoren) in hebben gezeten in de hoofd legerings balken. Dit was het bewijs dat er schoren in hadden gezeten. Dit blijkt ook wel op oude foto’s van voor 1950. Bij het aanbrengen van het carillon-gedeelte in 1950, zaten die balken in de weg en die heeft men toen verwijderd. De stalen constructie van het carillon heeft de toren daarna nog enigszins stabiel gehouden. (De schoren zijn nu weer terug geplaatst maar nu in staal, ook weer om ruimte te maken voor het carillon.)  Toch is de toren ook na 1950 nog verder verzakt. De draagbalken in de torenopbouw waren voor een groot deel totaal verpulverd, er zat haast tuingrond in de muur: alle hout was weg. De toren was zo geconstrueerd dat hij altijd op de oost- en de westzijde van het gebouw steunde. In 1730 bracht men nieuw grenen balken in de toren, maar daardoor ontstond er, zonder dat men het in de gaten had,  teveel kracht op de voorgevel, doordat de toren voorover ging hellen. Daardoor is de gehele voorgevel van 70 cm dik doormidden gescheurd. (zie blz.51)




BLZ-38

Gebroken balk in de toren

Op deze balken ligt een tafelement. Op het tafelement is de toren gebouwd. Na 1730 is de toren nog verder verzakt en daardoor braken alle eikenhouten balken doormidden. Dat is bij de restauratie van 1895 een groot probleem geweest, want er moest wat gebeuren. Daarover is jarenlang gedelibereerd hoe het op te lossen was. Toen is tenslotte het metselwerk buitenom en de balustrade ook verwijderd om minder gewicht te krijgen, zodat men onderaan kon werken aan herstel. Hydraulische krikken waren er toen nog niet.  De G die u ziet op de balk is een merkteken dat heel bijzonder is. De balken waren met A t/m H gemerkt en op de zijkanten ook nog. Dit is zeker uniek: 8 stijlen vormen A B C D E F G H.




BLZ-53

Met deze inscriptie uit 1648 is bewezen dat de weeg nog steeds het originele deel vanaf de bouw is. Het hout was zo nat, dat eerst een periode van drogen is ingelast, daarna werden alle leispijkers van 1617 eruit gehaald. Maar het grenenhout blijkt nog zo goed van kwaliteit te zijn, dat kan nog wel eeuwen mee. Het is kleurloos geïmpregneerd tegen schimmels om het goed te houden. Uiteindelijk is maar 1 plank van de weeg vernieuwd, zo goed was het hout. Men heeft er erg veel werk aan gehad, maar dat was de moeite echt wel waard. Alle teksten en inscripties zijn nu behouden.  

Oudste inscriptie op een weegdeel uit 1648




BLZ-75

Deze balk in de raadzaal is uniek. Tot nu toe kan nog niemand vertellen waar deze voor gediend heeft. De balk zit de noordkant. Waarschijnlijk is het een muurplaat, omdat er ook een op de zuidkant heeft gezeten. Dat was te zien aan de inkepingen in de zolderbalken, maar die was wel verdwenen. Dat betekent wellicht dat er oorspronkelijk een kap op gedacht was voor een andere bouwwijze dan uiteindelijk is uitgevoerd, maar dat men daar toch op terug is gekomen en men verder is gegaan met metselen in de huidige situatie. Constructief heeft het geen enkele functie. Het blijft nog steeds een raadsel. Misschien een vraag voor de volgende restauratie over hopelijk vele jaren!




BLZ-106

Dit is Rein van der Wal. Het ondereind van de balk waaraan hij werkt stamt uit 1614 en heeft nog een gedeelte uit 1774  met inscriptie H E L 1774 20/8. Dit is dus de handtekening van de timmerman die de balk bewerkt heeft, zoals nog steeds gebruikelijk is Boven de handtekening staat een trompetje afgebeeld, dat was waarschijnlijk zijn hobby. Verderop zit een nieuw deel van de balk  uit 1960 en Rein is op de foto bezig  met het deel uit 2020.

Rein heeft net zo’n vierkantje gekapt met R v.d.W. 2020 28/10. Rein heeft blijkbaar geen hobby’s die met een symbooltje aangeduid kunnen worden.




BLZ-112

Door deze stalen steun balken kon men alle windverbanden eruit halen en opnieuw restaureren. In de loop der eeuwen was het gele binnenmetselwerk en het rode aan de buitenkant zover verzakt, dat het teveel in de kap van het gebouw was gedrukt. Daardoor kwamen er ook scheuren in de voorgevel. Na restauratie kon het onderste gedeelte er niet zomaar weer ingebracht worden, want als de hulpconstructie zou worden verwijderd, dan zou er in een keer 80 ton gewicht op het nieuwe werk zijn komen te rusten. Dan kon niet, dus met die hulpconstructie met 16 hydraulische vijzels eronder is de toren 2 cm opgevijzeld. Daarna werd alles gerestaureerd en vervolgens is heel voorzichtig de toren weer teruggeplaatst. Als hij dan een heel klein beetje nazakt, zit hij niet in de kap.

De oranje hydraulische vijzels

Die constructie heeft heel veel werk gekost, maar het was de tijd en de moeite meer dan waard. Op een andere manier was restauratie ook niet mogelijk geweest, want er is nergens op de wereld een toren met een constructie als die uit Bolsward. De ploeg van Jurriëns Noord heeft het zelf allemaal moeten uitdokteren, geholpen door ingenieursbureau Jansen Wesseling uit Drachten. Gedurende de maanden dat de torenspits weg was werden er grote spandraden rond de torenromp gespannen, een zogenaamd corset. Dat was nodig omdat  het metselwerk omhoog gekrikt moest worden. Er zaten al twee scheuren in de muur daarvan, waardoor hij uit twee helften bestond. Bij het opkrikken zou hij dan uit elkaar kunnen knallen. Het natuursteen kon die krachten niet meer opvangen, vandaar dus de banden rond de toren.




BLZ-120

De zogenaamde makelaar van de spits was ook erg aangetast. Dit is de middenkolom in de spits, waarop de bol met de windwijzer rust. Hij is opnieuw uitgelijnd en een nieuwe muts gemaakt en er aan bevestigd.

De makelaar tijdens de restauratie




BLZ-132

Bij de bouw van de toren heeft men nu helemaal geen tekeningen gemaakt. De techniek van vroeger is toegepast om hem weer op te bouwen. Daarvoor is in de toren een mal gemaakt, waarop alle drie torendelen zijn gebouwd. Eigenlijk hoort het een achtkant te zijn, maar door alle verzakkingen was het model helemaal vervormd en is het nu een veelhoek. Hij moest dus helemaal opnieuw worden uitgelegd.

De mal uitgelegd op de vloer van de werkplaats

Volgens de oude techniek is 1 basismal gemaakt en daar werden iedere keer de torendelen weer opgezet en begon men weer op te bouwen. Daarom geen tekeningen maar alleen maatvoering, in strepen op de mal. Dan moesten wel alle strepen erop, omdat je er later niet meer bij kon.

De opbouw van de spanten op de mal.

Omdat alles in de loop der tijden vervormd was paste vrijwel niets meer. Men heeft van alle verbindingen een nieuwe uitslag gemaakt en daarna is alles weer opnieuw gemaakt. Alle stukken zijn opnieuw gezaagd. Daarvoor is hij een heel klein stukje kleiner geworden, zodat er wat speling in het hout kwam.




BLZ-142

Werk aan de torenspits. Alle zwarte stippen zijn gaten van de leispijkertjes. Al die duizenden spijkertjes zijn er eerst uitgepeuterd. Het vierkantje dat op de foto is te zien zit op een steigergat. Er werd vroeger een gat in gezaagd, daardoor werd een balk naar buiten geschoven, waarop planken werden gelegd en dan had men een steiger om buitenom te werken. Aan de binnenkant zette men daarna er weer een stukje hout in, met een plankje er overheen en dan was het weer netjes afgewerkt. De werkers van nu hebben ook gaten gemaakt en op dezelfde manier als vroeger weer gedicht. Door die gaten zaten de hijsstroppen om de spits eraf te tillen, toen deze voor restauratie naar Sneek ging.




BLZ-160

In de toren zaten 4 spitsbogen en 4 spaarbogen, dus vier hoge en vier lage. Vroeger had men berekend dat die 80 ton aan metselwerk op de vier spaarbogen moest rusten. De kolommen die zo uniek zijn in Bolsward moesten dan de kracht opvangen. Maar als bij restauratie in de oude toestand de windschoor, de grote balk, er weer in zou worden gezet, kwam dat metselwerk weer op dezelfde dam te rusten. Dat is door de eeuwen heen en eigenlijk al bij de bouw verkeerd gegaan, dus kon men niet garanderen dat de krachten daarvoor niet te groot waren. Nu is bedacht een hele grote kopplaat te maken met een poot eronder.

De kopplaat wordt aangebracht.

Daar en op de kolom rust nu al het metselwerk. Daaraan is een scheve schoor gemaakt van hout, net als de windschoor, met staal erin dat tegen de windschoor aandrukt. Dat betekende dat het mogelijk was om volledig metselwerk toe te passen, waar eerst nog een onderbreking zat door een houten balk. Nu komt er veel meer druk op het staal. Hierdoor is veel historie bewaard gebleven.

Alle steentjes zijn genummerd en weer op exact dezelfde plaats in het metselwerk teruggeplaatst. Voor sommige die stuk gingen zijn nieuwe toegepast. Ook het metselen met kwart steentjes (klesoren) is weer toegepast. Tonnie had foto’s gemaakt, waardoor de stenen terug konden komen op dezelfde plaats.




De bouwhistorie van het Stadhuis (deel I)

door Cor Greydanus

In 2014 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân opdracht gegeven aan Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis BBA te Utrecht voor het maken van een bouwhistorische opname van het gehele stadhuiscomplex. Diverse schrijvers hebben in dit magazine al aandacht besteed aan 400 jaar stadhuis. In dit artikel wordt stil gestaan bij dit bouwhistorisch onderzoek.

Tekening Cornelis Pronk, circa 1750. Collectie Fries Museum.

Het eerste stadhuis

Al in de veertiende eeuw ontwikkelde Bolsward zich tot een stadje en maakte zich los uit het platteland. Er werd een omwalling aangelegd en in 1399 verleende Albrecht van Beieren, Graaf van Holland enige rechten, welke vervielen toen Albrecht uit Friesland werd verdreven. De stedelijke organisatie legde in 1455 de rechten en de verhouding tussen bestuur en burgerij vast. Bolsward, immers ook hoofdplaats van het gewest Westergo, kreeg de behoefte aan een eigen stadhuis. In het rapport wordt als stichtingsjaar van dit gebouw 1474 genoemd, maar dat berust op een misverstand, zoals uit onderzoek zo’n 30 jaar geleden bleek. In 1733 gaf David van Hoogstraten te Dordrecht een serie boeken uit, waarin ook de geschiedenis van Bolsward werd behandeld. Door een drukfout kwam de idee in de wereld van het stichtingsjaar 1474. Er staat dat de eerste steen van het stadhuis was gelegd op 11 april 1474 in plaats van 1614. Door veel auteurs is dit gegeven helaas klakkeloos overgenomen. Hoe het ook zij, er stond een oud vervallen stadhuis dat nodig aan vervanging toe was. Het stadsbestuur trof in het twaalfjarig bestand dan ook de voorbereidingen voor de nieuwbouw.

Bouwgeschiedenis en architectonische ontwerp

De twee panden ter weerszijde van het oude stadhuis werden aangekocht. Er verrees een nieuw exemplaar. Het stadhuis werd opgebouwd deels in drie, deels in vier bouwlagen, het middendeel bestaat uit het souterrain (onder het bordes en de vierschaar), de vierschaar met entree, de oudheidkamer (voormalige secretariskamer) en de zolderverdieping met daarop de opbouw van de stadhuistoren.

Het linkerdeel omvat de waag (begane grond), de raadzaal en de zolderverdieping. Het rechterdeel bestaat uit de hoofdwacht, waar vroeger de schutterij onderdak had, de burgemeesterskamer en de zolderverdieping. De vierschaar, raadzaal en burgemeesterskamer op de 1ste verdieping vormen de zogenaamde bel-etage. De voorgevel bestaat uit drie delen, het middelste staat op de plek van de voorganger. Die gevel is opgedeeld in drie traveeën van elk tien voet breed, het linkerdeel in drie van elk veertien voet breed en het rechterdeel in twee van ook veertien voet breed, de voorgevel aan de Jongemastraat is dus honderd zogenaamde Friese houtvoet breed, omgerekend 29,6 strekkende meter (een Friese voet is 296 mm). Ondanks de asymmetrie van de voorgevel, is er binnen de grenzen van dit gegeven gezocht naar een zo optimaal mogelijke verhouding qua architectuur.

De westgevel aan de Wipstraatzijde is 35 voet en dus 10,36 strekkende meter breed, en loopt 4 voet schuin weg, omdat de Wipstraat niet haaks op de Jongemastraat staat, dit is in de raadzaal duidelijk waarneembaar. Het stadhuis heeft een rechthoekige plattegrond met een smalle west- en een brede voorgevel. De onderbouw van het middendeel heeft een rijk gedecoreerd bordes dat in 1768 in “rococostijl” is vernieuwd. Het bordes dat tijdens de bouw is aangebracht was aan weerszijden steiler. Restanten van het toen voor dit bordes gebruikte materiaal zijn aangetroffen bij de vervanging van de hardstenen treden. Onder het bordes is de toegang tot het souterrain, bij het naar binnen gaan is even bukken wel zo verstandig. Links bevindt zich de waag met twee rondboog toegangsdeuren en drie gedecoreerde vensters in kozijnen van natuursteen, rechts van het bordes was de hoofdwacht onder gebracht, te bereiken via de rondbogige natuurstenen toegangspoort met aan weerszijden twee kruiskozijnen met halve luiken. De onderbouw wordt links en rechts afgesloten met een natuurstenen band en een vooruitstekende waterlijst. Het middendeel dat een voet vooruitsteekt ten opzichte van het linker en het rechter geveldeel, is vanaf het bordes uitgevoerd met een rijk gedecoreerd zandstenen toegangsportaal en omlijsting, geflankeerd door twee vrijstaande Ionische kolommen op postamenten met cannelures en wijnranken. De omlijsting wordt bekroond door vier beelden, waarover u uitleg vindt in een ander artikel.

Aan weerszijden van de toegangspoort ziet u twee kruiskozijnen met halve luiken, dit deel wordt afgesloten met een natuursteenband en een vooruitstekende waterlijst, daarboven is het opgaande gevelwerk opgedeeld in drie traveeën met in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuilen en twee kruiskozijnen, ook dit deel wordt weer afgesloten met een natuursteenband en waterlijst.

Het middendeel wordt beëindigd met een rijkversierde topgevel met Ionische zuilen, rolwerk, lijstwerk, pirons en op de top het beeld van de leeuw die het wapen van de stad vasthoudt. Boven de waag is de gevel, waarachter de raadszaal is gesitueerd, weer opgedeeld in drie traveeën en het deel rechts van het bordes, waar zich op de verdieping de burgemeesterskamer bevindt in twee traveeën, met in elk vak een kruiskozijn met halve luiken en op de traveeassen en aan beide uiteinden van de voorgevel, een in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuil.                                                               

De westgevel gelegen aan de Wipstraat is op dezelfde wijze gerealiseerd als de voorgevel met in de onderbouw twee rondboog waagdeuren en een bovenbouw (raadzaal) in drie traveeën, twee kruiskozijnen met halve luiken en in het middenvak een aedicula waarin het beeld van een leeuw met een wapenschild van Bolsward en op de traveeassen en op beide hoeken, is weer een in baksteen uitgevoerde driekwart Ionische zuil aangebracht. De geveldelen links en rechts van het middendeel en aan de Wipstraat worden aan de bovenzijde afgesloten met een zandstenen kroonlijst en een balustrade, met op de hoeken een piron voorzien van een in bladgoud uitgevoerde eikel. Het stadhuis is overkapt met een hoog schilddak, waarvan de nok evenwijdig loopt aan de Jongemastraat met op beide uiteinden een rijk gedecoreerde schoorsteen, het middendeel is voorzien van dwarskap met voor en achter een topgevelbeëindiging. Alle dakvlakken zijn voorzien van in twee rijen geplaatste kleine dakkapellen en het dak is afgedekt met leien.

De stadhuistoren                 

Op de kruising van de langs- en dwarskap van het middendeel is de achtkantige stadhuistoren gebouwd, uit onderzoek en ook duidelijk zichtbaar is komen vast te staan dat pas nadat het gebouw gereed was, besloten is tot de bouw van de toren. De bestaande kapconstructie van het middendeel werd onderdeel voor het stellen van de acht stel balken als basis van de gemetselde onderbouw van de toren. Door het besluit het stadhuis alsnog te voorzien van een toren, was het niet mogelijk om de balkenconstructie van de toren te plaatsen op de onderliggende bouwmuren. Er is voor gekozen de hele toren te laten dragen door een houten balkenkruis, die rust op de onderliggende houten zolderbalklaag van de secretariskamer (nu oudheidkamer). Later is gebleken dat het gewicht van de toren toch was onderschat en werden er in 1730 in het midden van de secretariskamer extra onderslagbalken geplaatst ondersteund door een forse standvink welke op zijn beurt werd ondersteund door een zware houtenkolom in de vierschaar.

De stadhuistoren bestaat uit vier achtkantige geledingen, welke steeds smaller (slanker) worden, het eerst deel opgebouwd vanuit de kap, is van baksteen afgesloten met een zandstenen balustradebeëindiging met omloop. De tweede geleding is een houtconstructie met leienbekleding en voorzien van de later aangebrachte wijzerplaten van het uurwerk, ook dit deel wordt afgesloten met een houten balustrade met omloop, de derde geleding is een open constructie van hout waarin sedert 1955 het carillon is afgehangen, het vierde deel is een open lantaarn eindigend in een met lood beklede spits (peer) die wordt bekroond met een vergulde windwijzer. In ons volgende nummer informeren wij u over de in later tijd gerealiseerde aanbouwen.

aedicula/ het latijnse woord ‘aedicula’ betekent ‘tempeltje’, kapelletje’ en afgeleid daarvan, ook ‘nis’.

basement / voet van een zuil 

cannelure/ elk van de (verticale) groeven op zuilen

Ionische zuil/ een van de drie hoofdstijlen in de Griekse architectuur (de andere korinthisch en dorisch ).

De ionische zuil is slank en heeft fijne verticale groeven.

piron / een op een voet staand ornament op het uiteinde van een nok van een dak.

postament / sokkel

rococo / bouwstijl uit het midden van de 18e eeuw, volgend op de Barok en daaruit voortgekomen. 

travee / is een vlak van een gevel dat door de gevelindeling als een eenheid kan worden beschouwd. 

waterlijst /een waterlijst is een uitspringende rand met een hellend bovenvlak, waarlangs de regen vloeit. De lijst is aan de onderkant voorzien van een waterhol om te voorkomen dat het aflopende water op de gevel terechtkomt.        


Bouwhistorisch onderzoek stadhuis  (II)

door Cor Greydanus en Jan van der Klis

Dit is een vervolg op het in het vorige nummer verschenen artikel.

In het 400-jarig bestaan van het stadhuis hebben er naast het nodige onderhoud en restauratiewerkzaamheden, ook wijzigingen plaatsgevonden aan het monument. Daarnaast zijn door uitbreiding van de gemeentelijke taken de nodige aanbouwen bij geplaatst. Uit de archieven blijkt dat de eerste herstelwerkzaamheden in 1730 werden gerealiseerd. Ter ondersteuning van de toren werd in ruimte waar nu de Oudheidkamer is gevestigd een standvink en onder de balken keggen aangebracht, in de vierschaar werd het geheel ondersteund door een houten pilaar, ook in 1766 werd gewerkt aan herstel van de toren.  Het originele in gotische stijl opgetrokken trapbordes werd in 1768 vernieuwd in Lodewijk XV-stijl (rococo) naar ontwerp van de Sneker beeldhouwer Jan van Nijs. Verder werden in dat jaar ook de kruiskozijnen in de voor- en zijgevel vervangen door schuifraamkozijnen met een onder- en bovenraam, elk voorzien van een kleine 24 ruit’s roedeverdeling. Begin 19e eeuw zijn deze raamkozijnen voorzien van grotere 6 ruit’s roede schuiframen. In het laatste kwartaal van de 19e eeuw werd het stadhuis te klein voor de door de gemeente te verrichten werkzaamheden. De twee belendende panden aan de Wipstraat, die al in het bezit waren van de gemeente, werden gesloopt. In 1885 werd op deze plaats een nieuw waaggebouw met luifel gerealiseerd, op de verdieping werd het kantoor van de gemeente-architect met zijn personeel gevestigd. Die verdieping werd via een bordes verbonden met de vierschaar en via een trap met de secretariskamer boven de vierschaar.                

In 1887 werd ook de toegang tot de raadzaal vanuit de vierschaar gewijzigd, de wenteltrap in het voorportaal werd verwijderd, er kwam een rechte steektrap vanuit de vierschaar met doorloop naar de raadzaal en in het voorportaal werden tevens een privaat (ton) en een dubbele urinoirruimte achter twee toegangsdeuren aangebracht.                           

In 1894-1895 vond er een grote en ingrijpende restauratie plaats, na jarenlange voorberei- ding. Al in 1886 werd geconstateerd dat het stadhuis in slechte staat verkeerde en werd de hulp ingeroepen van de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst voor advies over het herstel, dit leidde in 1887 tot een verzoek bij het rijk om subsidie. Na jarenlang wachten werd in 1893 onder allerlei voorwaarden slechts fl. 1500,00 beschikbaar gesteld, dit werd door de raad als een aalmoes beschouwd. In datzelfde jaar werd in verband met het verslechteren van de bouwkundige toestand besloten alvast een steiger rondom het gebouw te plaatsen. De begrote kosten voor restauratie waren intussen opgelopen tot fl. 29.450,00. Dankzij subsidie van het Sint Anthony Gasthuis tot een maximaal fl. 30.000,00 kon in 1894   worden gestart met de restauratie. De fundering van de westgevel aan de Wipstraat werd   geheel hersteld en verzwaard. De voorlaag van het metselwerk van die westgevel, van de voorgevel en van de toren werd weggehakt; er werden inkassingen (inkassing is een verticale holte of kas die de metselaar in een muur laat of in een bestaande muur maakt, een tijdelijke holte of nis) gemaakt en het geheel werd voorzien van een voorzetlaag van nieuwe baksteen. De gemetselde schoorstenen met borden op de uiteinden van de schildkap werden geheel vernieuwd, zo ook de slechte stukken zandsteen, lijstwerk, banden enzovoort die in de gevels zijn verwerkt. Alle aangetaste houten constructie onderdelen en houten timmerwerk, zowel binnen als buiten, werden aangelast, hersteld of geheel vernieuwd, ook werden de houten kruiskozijnen met halve luiken in de oorspronkelijke stijl teruggebracht en de leien op het dak hersteld. In de vierschaar werd de houten vloer verwijderd en vervangen door een gemetselde vloer tussen stalen balken met aan de bovenzijde een afwerking met een hardstenen tegelvloer, ook werd de houten ondersteunende kolom ten behoeve van de torenconstructie vervangen door een zware hardstenen kolom, die op zijn beurt onder in het souterrain weer werd ondersteund door een fors gemetselde ondersteuning.

In de loop van de 20e eeuw bleek het stadhuis weer te klein en werden er plannen voor uitbreiding gemaakt, de belendende panden aan de Jongemastraat werden aangekocht. Vanaf het monumentale stadhuis tot aan de Kerkstraat werden de drie panden gesloopt. In de jaren 1941-1943 vond er een tweede uitbreiding plaats met een geheel nieuwe vleugel.  

Tegelijk met deze uitbreiding vonden er aan het monumentale stadhuis ook enkele forse aanpassingen plaats, achter het rechterdeel werd een nieuwe trappenhal gebouwd, van begane grond naar de beletage, verder werd deze ruimte opnieuw ingericht met bodekamer, keuken en toiletruimten, zowel boven als beneden werd een open verbinding gemaakt met de nieuwbouw. In 1954 werden de vierschaar en raadzaal gewijzigd, het eerder aangebrachte privaat en de urinoirs werden verwijderd en de oorspronkelijke wenteltrap werd teruggebracht als toegang tot de raadzaal. De raadzaal werd vergroot door sloop van de tussenwand met de voormalige bodekamer, het toegangsportaal en de schouw werden gerestaureerd. In de vierschaar werd een nieuw bordes met trapopgang gemaakt van metselwerk en natuursteen met een eenvoudig hekwerk, wat niet goed past bij de stijl van het stadhuis.  

Door de IJkwet van 1937 was de functie van de waag vervallen, het wegen en bepalen van het gewicht van goederen was voor steden voorbij. De waagruimten in het stadhuis en in het pand er naast (Wipstraat 1) hadden hun functie verloren. Het zicht vanaf de Wipstraat op de gevangenpoort kon worden hersteld. Onder leiding van architect Vegter uit Leeuwarden is dit werk uitgevoerd. De verbinding tussen de twee gebouwen werd gesloopt, Wipstraat 1 werd voorzien van een nieuwe buitengevel. Deze verandering heeft de stabiliteit van het pand Wipstraat 1 niet verbeterd. De openingen in de waagruimten van het stadhuis werden dichtgemetseld. Naast die openingen is een gedeelte van het originele metselwerk uit 1614 zichtbaar geworden. Verder zijn er in het 400-jarig bestaan van het stadhuis de nodige aanpassingen verricht, zoals het aanbrengen van elektriciteit, centrale verwarming, ICT-voorzieningen en dergelijke.

Na de tweede wereldoorlog is de N.V. Eijsbouts begonnen met het vervaardigen van beiaarden. Het eerste door hen vervaardigde klokkenspel werd op een wagen gemonteerd. Dit spel was de eerste rijdende beiaard. Het heeft zo’n vijf jaar door binnen- en buitenland gereisd. Tijdens de nieuwjaarsreceptie van 1955 maakten de voogden van het Sint Anthony   Gasthuis en van het Weeshuis bekend dat zij het reizende carillon hadden gekocht. Zij hebben het tijdens de receptie de stad aangeboden ter gelegenheid van het feit dat de stad in 1955 het 500-jarig bestaan van de stadsrechten vierde. De geschiedenis herhaalt zich; tijdens de receptie ter herinnering aan het 400-jarig bestaan van het stadhuis is door deze stichtingen, aangevuld met de Hendrick Nannes en Catrijn Epesstichting en het Fonds Bolsward-Dronrijp een groot bedrag toegezegd voor het aanpassen en uitbreiden van het stadhuis tot Historisch Centrum Westergo, waarin het archief, de bibliotheek, het museum Bolsward en andere gemeentelijke diensten onderdak zullen krijgen.

Het carillon werd in de toren geplaatst, voorzien van een speeltafel en een bandspeelautomaat voor het uur- en speelwerk. Begin deze eeuw is de bediening van het uurwerk, carillon en speelwerk geheel gedigitaliseerd. De speeltafel, het uurwerk en het carillon kregen een grote onderhoudsbeurt, maar bleven onveranderd functioneren. Veel zorgen waren er over het extra gewicht en de stabiliteit van de toren. De houtconstructie van de toren is voor het plaatsen van het carillon verstevigd. Er werd vanuit gegaan dat de hardstenen zuil in de vierschaar alles wel kon dragen. De toren is een onderdeel geweest van de Rijksdriehoekmeting. Aan de hand van de meetgegevens is enkele malen gecontroleerd of de toren zich verplaatst, dat is tot nu toe niet geconstateerd.

De boktorkever is in de zware eikenhouten constructie van het stadhuis en toren aanwezig. Enkele malen is de boktor bestreden, laatst in 2002, met een natuurlijk bestrijdingsmiddel: het gif van een vleesetende plant uit Afrika. Dit gif is minder zwaar dan de tot 2002 gebruikte middelen. De boktor blijft de aandacht vragen.

Het monumentale bordes werd in 1996 ingrijpend gerestaureerd, tijdens deze restauratie is de door bruidsparen gevreesde 7e trede verwijderd. Door verzakking van de fundering was deze trede ± 20 mm hoger komen te liggen, waardoor het ritme van de treden verstoord was, met de kans van struikelen door het bruidspaar als gevolg. De fundering van het bordes met het ritme van de bordestrappen is in 1996 hersteld. De treden zijn nu van gelijke hoogte. In 1977 en 2005 is door ongelukkige manoeuvres van vrachtautochauffeurs het bordes zwaar beschadigd, alles is weer vakkundig hersteld.

De zonnewijzer, die sedert 1934 op de zolder werd bewaard, is in 2000 herplaatst. Hij geeft weer de ware plaatselijke zonnetijd aan: 12.00 uur op het moment dat de zon op het hoogste punt staat.

Bron:   Bouwhistorisch opnamerapport d.d. september 2014 in opdracht van de gemeente Súdwest-Fryslân.




Dakkapel





Luiken




Restauratie schilderij Salomons Rechtspraak

Dit schilderij dat al meer dan 400 jaar in het stadhuis van Bolsward heeft gehangen, verkeerde in zeer slechte staat, met name de paneelplanken en de verlijming hiervan. Ook de slechte herstelwerkzaamheden aan het schilderwerk in het verleden en de schade, die was ontstaan warenaanleiding om het schilderij professioneel te laten restaureren.                                                                                                                         

Het bestuur van Bolswards Historie heeft toen het initiatief genomen om het schilderij en de omlijsting grondig te laten restaureren. We hebben offertes gevraagd, een Bidbook opgesteld, subsidie aangevraagd en acties op touw gezet, om hierna de opdracht tot restauratie te verlenen, een en ander natuurlijk in overleg met de gemeente Sûdwest Fryslân.

Volgens overlevering is het schilderij “Salomons Rechtspraak” in 1617 bij de ingebruikname van het nieuwe Stadhuis door de burgerij van Bolsward als cadeau  geschonken aan het toenmalige gemeentebestuur van de stad. Het kunstwerk is in olieverf geschilderd op een eikenhouten paneel bestaande uit 5 horizontaal verlijmde planken en gevat in een eikenhouten hoofdgestellijst met tekst. Het werk is niet gesigneerd maar is een kopie in vergrote uitvoering van een gravure van de Utrechtse schilder Joachim Wttewael (Uytewaal) (1566-1638). 

Deze schilder werkte in de stijl van het Maniërisme, welke stijl ook bij de bouw voor het stadhuis van Bolsward in 1614 -1617 is toegepast. Op grond van deze gegevens en uiterlijke kenmerken is dit schilderij waarschijnlijk geschilderd door de Harlinger schilder Pieter Feddes (1586-1623). De tekst op de lijst aan de bovenzijde is in het Latijn,  met de vertaling in het Nederlands onder op de lijst en luidt: “Want die giften verblinden de oogen der wiisen en verliiden die rechtvaerdigen. Devt 16.19”, een verwijzing naar het Bijbelboek Deuteronomium hoofdstuk 16 vers 19. Vrij vertaald: “Want zelfs wijze en eerlijke mensen gaan liegen als ze geschenken krijgen”.

Voordat men met de restauratie in 2020 begon, werd in het restauratieatelier in Makkum diepgaand onderzoek verricht door middel van röntgenfotografie van het schilderij. Daarbij is vastgesteld dat onder de zichtbare schildering  een circa vijftig jaar oudere schildering is aangebracht met dezelfde voorstelling, maar in een afwijkende compositie. Ook heeft er, naast de analyse van de verfsamenstelling, een dendrochronologisch onderzoek plaats gevonden (bepaling van de ouderdom van het hout) waarbij is vast komen te staan dat ook het paneelhout en de omlijsting van oudere data zijn.Een zeer interessante ontdekking dus, die verder zal worden onderzocht om het verhaal compleet te maken en via een QR-code naast het schilderij zal worden weergegeven.                                                                                                                                  

Om de restauratiekosten te financieren (de totaal ingeschatte kosten waren begroot op € 53.000,00 ) heeft het bestuur van de Stichting Bolswards Historie besloten het bedrag op haar rekening van de Oudheidkamer  +/- € 25.000,00  hiervoor te gebruiken. Uit de acties onder deBolswarder bevolking is een bedrag van +/- € 10.000,00 euro gedoneerd, waarvan het leeuwendeel afkomstig was van NVVH-Vrouwennetwerk afdeling Bolsward. Van de Wassenbergh-Clarijs-Fontein Stichting is een bedrag van € 10.000,00 subsidie ontvangen en het resterende bedrag werd betaald uit de verkregen subsidiebijdrage van de gemeente Sûdwest Fryslân.

De restauratie van schilderij en lijst werd uitgevoerd door drie zeer deskundige mensen, in hun restauratieatelier in Makkum: Wil Werkhoven en Menno Dooijes  en lijstenrestaurateur Ton van Loon.  Verder werkten mee René Gerritsen, röntgenfotografie – Prof. Dr. A. Wallert, stratigrafisch onderzoek – Prof. Dr. P. Klein, dendrochronologische analyse.

De foto’s zijn van Petra Kroon.




Kleine impressie uit het geschonken archief

Wij zijn voor onbepaalde tijd gestopt met het publiceren van onze nieuwsbrief. U kunt zich niet meer aanmelden.